Artigo Acesso aberto Revisado por pares

Voorzichtig met den bodem van Suriname!

1937; Brill; Volume: 18; Issue: 1 Linguagem: Holandês

10.1163/22134360-90000842

ISSN

2213-4360

Autores

C. H. de Goeje,

Tópico(s)

Geological formations and processes

Resumo

Enkele jaren geleden was ik te Rio de Janeiro voor besprekingen over de grensafbakening Suriname-Brazilie. Daar viel het mij plotseling op: De granietbergen met hun vaak grillige vormen in en om Rio de Janeiro en bij het naburige Therezopolis, dat is de Toemoekhoemak! Ginds, in Suriname, is het door het eentonig geboomte niet opvallend van schoonheid; in Rio, met de diepblauwe of zilverspiegelende zee en de witte huizen tusschen de bergen, is het een der mooiste plekjes van de aarde. Maar overigens is het hetzelfde. En wat, naar men mij te Rio mededeelde, wel is voorgekomen, dat een plek ontboscht werd en daarna op de steen niets meer wilde groeien, dat zou ook in Suriname kunnen gebeuren. Welk een omvang een bodemverwoesting kan aannemen, kan men dezer dagen zien in Noord-Amerika. Uitgestrekte gebieden zijn daar in korten tijd tot woestijnen geworden, of weinig beter, doordien de menschen er roekeloos de vegetatie vermeid hebben, waarna wind en water de vruchtbare aarde hebben weggevoerd. Men rekent, dat het groote inspanning zal kosten en dat het een langdurig proces zal zijn, om dat weer in orde te krijgen, terwijl er gedeelten zijn, die misschien nooit meer goed zullen worden. Sommigen vermoeden, dat aan iets dergelijks, zij het al niet in zoo snel tempo, ook het onvruchtbaar worden van streken bij de Westkust van Zuid-Amerika is te wijten, en dat veel woestijngebied in de Oude Wereld op die wijze ontstaan is. Het grootste gedeelte van Suriname heeft een granietbodem (nader in R. IJzerman's Outline of the Geology and Petrology of Surinam, Utrecht 1931). Afgezien van stukken savane in het brongebied van de Sipaliwini (boven-Corantijn), is het alles met oerwoud begroeid. Er is behoorlijk water; de inboorlingen hebben er bruikbare grond voor het verbouwen van hun voe-

Referência(s)