Artigo Acesso aberto Revisado por pares

Efeziërs 1,7-10 in de nieuwe bijbelvertaling

2009; Volume: 25; Issue: 2 Linguagem: Holandês

10.4314/actat.v25i2.49028

ISSN

2309-9089

Autores

J. Lambrecht,

Tópico(s)

Biblical Studies and Interpretation

Resumo

De zogeheten lofzang van de brief aan de Efeziërs, 1,3-14, bestaat uitéén lange zin, de langste van het Nieuwe Testament, in een overdadigeen overladen stijl. God wordt er geprezen, omdat hij ons in en doorChristus met allerhande geestelijke zegeningen gezegend heeft (v. 3),ons uitverkozen heeft om een heilig leven te leiden en ons door JezusChristus voorbestemd heeft tot kindschap. Dit moet strekken tot lofvan zijn heerlijke genade, waarmee hij ons in de geliefde Christus begenadigd heeft (vv. 4-6). Door Jezus’ bloed hebben we de verlossingontvangen, de vergiffenis van onze zonden, en dit dank zij de rijkdomaan genade die God ons overvloedig in alle wijsheid heeft geschonken.Dit blijkt daaruit dat hij ons het geheim van zijn wil bekend gemaaktheeft om in Christus alles in hemel en op aarde onder één hoofd tebrengen (vv. 7-10). In Christus zijn wij, die als vroegere joden reedslang op hem hadden gewacht, erfgenamen geworden. Maar ook gij,christenen uit het heidendom, werdt verzegeld met de beloofde heiligeGeest, die het onderpand is van onze erfenis, dit alles tot verlossingvan zijn verworven bezit, tot lof van zijn heerlijkheid (vv. 11-14).In deze lofzang valt op dat Gods uitverkiezing in Christus plaatsheeft“voor de grondlegging van de wereld” (v. 4); dit geldt ook voorde voorbestemming (v. 5). God heeft dus met de preëxistente Christusvan alle eeuwigheid in de hemel gepland en beslist wat op aarde in de tijd geschied is en nog zal geschieden. In 1,3-14 volgen drie lange bijzinnen op elkaar, de verzen 7-10, 11-12 en 13-14, elk beginnend met ejn w|/ (“in wie”). Dit betrekkelijk voornaamwoord heeft ook iedere keer “Christus” als antecedent, in vers 6 in de vorm van “de geliefde”. Deze korte bijdrage beperkt zich.

Referência(s)
Altmetric
PlumX