Artigo Acesso aberto Revisado por pares

P. Verhoef, J.M. Leeuwen, P.W. de van Leeuw, 'Strenge wetenschappelijkheid en practische zin'. Een eeuw Nederlands centraal veterinair instituut 1904-2004

2007; Utrecht University Library Open Access Journals (Publishing Services); Volume: 122; Issue: 4 Linguagem: Holandês

10.18352/bmgn-lchr.6717

ISSN

2211-2898

Autores

A.A.F.J. van Helvoort,

Resumo

In 2001 haalden infectieziekten met grote regelmaat de voorpagina's van de dagbladen.Het jaar daarvoor was duidelijk geworden dat de gekke-koeienziekte (BSE) een reëel gezondheidsprobleem betekende.De Nederlandse overheid bepaalde dat alle geslachte runderen op BSE getest moesten worden alvorens het vlees de voedselketen in mocht.In het voorjaar van 2001 brak alhier mond-en klauwzeer uit: 26 besmette bedrijven leidden tot het afmaken en vernietigen van 260.000 evenhoevige dieren.Na de aanslag op het WTC in New York werden poederbrieven verstuurd waarbij de vrees bestond dat ze voor de mens dodelijke miltvuurbacillen zouden kunnen bevatten.In totaal moesten negenhonderd monsters onderzocht worden.In al deze gevallen vormde 'Lelystad' het laboratorium waar dergelijke onderzoeken werden verricht.CDI-DLO, ID-Lelystad, CIDC-Lelystad waren de cryptische acronymen waarmee het publiek vertrouwd raakte.In Een Eeuw Nederlands Centraal Veterinair Instituut 1904-2004 wordt de geschiedenis beschreven van de laboratoria in Lelystad en de voorlopers ervan in Rotterdam en Amsterdam.Het boek valt uiteen in twee delen.Het eerste deel is een institutionele geschiedenis geschreven door Peter Verhoef.Het tweede deel bestaat uit negenentwintig capita selecta over specifieke dierziekten en de bijdragen die door medewerkers van de 'Lelystad'-laboratoria en haar voorlopers aan dierenziektenbestrijdingen bevordering van het dierenwelzijnwerden geleverd.Na een inleiding over de veterinaire geneeskunde bespreekt Verhoef in twee hoofdstukken de oprichting in 1904 van de Rijksseruminrichting (RSI) in het centrum van Rotterdam met dr.Jan Poels als initiator en motor.Door het RSI werden onder meer met paarden therapeutische sera en entstoffen bereid; runderen en varkens voor serumproductie moesten buiten de stad gehouden worden.In oktober 1931 werd in de polder Oud-Mathenese te Rotterdam nieuwbouw van het RSI geïnaugureerd; kantoor, laboratoria en stallen waren nu bij elkaar gebracht.De organisatie was hoofdzakelijk dierziekte-georiënteerd met laboratoria voor tuberculose, pluimveeziekten, bijenziekte, etcetera.De tweede voorloper van 'Lelystad' was het in 1930 officieus opgerichte Staatsveeartsenijkundig Onderzoekingsinstituut (SVOI) met H. S. Frenkel als eerste directeur en ondergebracht bij het RSI.De aanleiding tot oprichting van het SVOI was het monden klauwzeer(MKZ)-onderzoek dat vanwege de besmettelijkheid van de ziekte op een afgelegen lokatie verricht diende te worden.Frenkel had hiervoor de marinewerf op Katteburg in Amsterdam op het oog; de MKZ-uitbraak in 1937-1939 maakte dat hij zijn zin kreeg.In hoofdstuk 4 beschrijft Verhoef de uitbouw van het SVOI en het succes van Frenkel om MKZ-vaccin in weefselkweek te bereiden.Hiermee werd het mogelijk om MKZ-vaccin op industriële schaal te produceren.In hoofdstuk 5 verhaalt Verhoef over de moeizame wijze waarop de RSI in Rotterdam en het SVOI in Amsterdam toenadering tot elkaar zochten.Onder de paraplu van een nieuwe Stichting voor Diergeneeskundig Onderzoek (SDO) werd geprobeerd RSI en SVOI in

Referência(s)