Artigo Acesso aberto Revisado por pares

A. van Heijst, Liefdewerk. Een herwaardering van de caritas bij de Arme zusters van het goddelijk kind sinds 1852

2004; Utrecht University Library Open Access Journals (Publishing Services); Volume: 119; Issue: 1 Linguagem: Holandês

10.18352/bmgn-lchr.5998

ISSN

2211-2898

Autores

R. Hooijschuur,

Resumo

De religieuzen van de in 1852 gestichte zustercongregatie de Arme zusters van het goddelijke kind, ook bekend als zusters van 'De voorzienigheid', werkten in naam der liefde.Zelf noemden ze hun belangeloos zorgen voor anderen, liefdewerk.De term 'caritas' heeft heden ten dage echter voor velen een negatieve connotatie.Liefdadigheid wordt geassocieerd met ongelijkheid en afhankelijkheid.De negatieve beeldvorming berust volgens de auteur echter meer op vooroordelen dan op kennis van zaken.De in de negentiende eeuw gestichte caritatieve congregaties, stelt Van Heijst 'dienen in hun levensbeschouwelijke, institutionele én professionele eigenheid te worden begrepen en zijn toe aan herwaardering.' (12) De geschiedschrijving van religieuzen en de theorievorming over zorg en zorgethiek zijn de twee onderzoeksterreinen waaraan Van Heijst met deze studie een bijdrage wil leveren.Diverse archieven, waaronder het Archief zusters van 'De voorzienigheid' (AZDV) werden voor dit onderzoek geraadpleegd.Daarnaast is deze studie, aldus de auteur, ook een onderzoek ván onderzoek.In deze 'case study' wordt de historische zorgpraktijk van de zustercongregatie 'De voorzienigheid' en haar zorginstellingen, met behulp van de zorgtheorie van politiek filosofe Joan Tronto onderzocht.Van Heijst omschrijft deze theorie, die uit vier fasen bestaat, als: 'opmerken dat behoefte aan zorg bestaat; iets organiseren en financieren opdat aan die behoefte kan worden beantwoord; direct zorgdragen en de respons op het zorgaanbod door de zorgontvanger.' (24) In de studies die in het afgelopen decennium, veelal in opdracht van congregaties, werden geschreven over liefdadige religieuzen, ging alle aandacht uit naar de zorgverleners.Ook zorgontvangers hebben echter volgens Van Heijst het recht om hun visie over de ontvangen zorg te geven.De auteur besteedt dan ook twee hoofdstukken aan de respons op zorg, ofwel de vierde fase van Tronto's zorgtheorie.In hoofdstuk 2 staat het door Gerard van Westerloo over zijn moeder Roosje Vonk geschreven boek Roosje centraal.Over de zorg die Roosje, tijdens haar verblijf van 1910 tot 1922, in het kinderhuis 'De voorzienigheid' te Noordwijkerhout ontving, heeft hij geen goed woord over.Van Heijst, die in dit interessante hoofdstuk de aanklachten van Van Westerloo analyseert en becommentarieert, wijst er echter op, dat de zusters deden wat de familie naliet, namelijk zorgen.Hoofdstuk 6 is gewijd aan de tweede bron waarin vanuit het perspectief van een zorgontvanger naar de zorgpraktijk wordt gekeken.In dit hoofdstuk staat het nagelaten 'dagboek' van Evelina van der Lugt centraal, die vanaf 1852 in 'De Voorzienigheid' te Amsterdam woonde.De protestantse Evelina bekeerde zich tot het katholicisme, en trad in 1863 bij de zustercongregatie in.Uit haar herinneringen over de jaren 1852-1856, die zij overigens pas veertig jaar na dato op papier zette, blijkt dat zij de door 'De voorzienigheid' aangeboden zorg heel wat positiever waardeerde dan Roosje Vonk.In de hoofdstukken 3, 4 en 5 staat het zorgaanbod centraal, ofwel Tronto's fasen 1 en 2. In deze hoofdstukken over liefdadigheid in relatie tot stand, sekse en confessie, gaat de auteur dieper in op de sociaal-religieuze omstandigheden waarin het negentiende-eeuwse weldoen is

Referência(s)