Verzuiling, geschiedenis en politiek
1985; Utrecht University Library Open Access Journals (Publishing Services); Volume: 100; Issue: 1 Linguagem: Holandês
10.18352/bmgn-lchr.2540
ISSN2211-2898
Autores ResumoMen krijgt verwachte of onverwachte antwoorden op de vragen die men stelt en men krijgt geen antwoord op de vragen die men niet stelt. Meer nog dan voor ik mijn boek over de verzuiling schreef ben'ik ervan overtuigd dat het zinvol is te onderscheiden tussen de sociaal-politieke blokvorming op godsdienstige basis en de ontwikkeling van de socialistische en liberale stromingen. Niet omdat ik denk dat er geen overeenkomsten zijn maar omdat die overeenkomsten het eindresultaat zijn van een proces waarin de verschillen de regie hebben gevoerd. In 1874 kon de liberale voorman Kappeyne van de Coppello nog menen dat de sociaaleconomische modernisering van de maatschappij op den duur wel zou moeten leiden tot de door hem zo gewenste 'door en door verlichte en beschaafde natie'. De Verlichtingsvisie op de moderne geschiedenis is sedertdien door de feiten gelogenstraft, en dat niet alleen in Nederland. Toch is de Nederlandse verzuiling onder andere ook dit: een sprekende weerlegging van een lineaire, evolutionistische interpretatie van de moderne geschiedenis. Het is kennelijk niet zo dat de laatste twee eeuwen een geleidelijke en breukloze overgang van een 'traditionele' naar een 'moderne' maatschappij laten zien. In tegenstelling tot Max Webers profetie van de 'Entzauberung der Welt' heeft de kapitalistische moderniteit geen einde gemaakt aan de godsdienst als levensvorm en sociaal-politieke praktijk. Een innige vervlechting van het oude en het nieuwe, het traditionele en het moderne is regel en geen uitzondering. De Nederlandse geschiedenis van de laatste honderd jaar onderscheidt zich door een opvallend sterke positie van 'traditionele' elementen in een land dat in de zeventiende eeuw doorging voor een der meest burgerlijke civilisaties van Europa. Hier is het probleem van de verzuiling te situeren. Daarom lijkt het mij doelmatig een onderscheid te maken tussen liberalisme en socialisme als organische ideologieen van het moderne kapitalisme aan de ene kant en katholicisme en protestantisme aan de andere kant. Daalder verwijt mij de 'elementen van zuilvorming in socialistische kring' te bagatelliseren. Nu bagatelliseer ik de organisatorische en ideologische ontwikkeling van het socialisme in het geheel niet, ik noem het alleen geen 'zuilvorming'; en daarvoor geef ik in mijn boek vijf redenen die achtereenvolgens betrekking hebben op de klasse-basis, de breedheid van het terrein dat organisatorisch bestreken wordt, de doorbraak-ideologie, het socialistische gelijkheidsdenken en de positie van vrouwen in de socialistische beweging (69-70)'. Daalder gaat op deze argumenten niet in; zijn opmerking dat men zuilen ook algemener als subculturen kan defi-
Referência(s)