Les cités-jardins au Nord de Paris, fin du XIXe-XXe siècle. De l'utopie hygiéniste au réalisme pragmatique.
1997; Lille University of Science and Technology; Volume: 79; Issue: 320 Linguagem: Holandês
10.3406/rnord.1997.5248
ISSN2271-7005
Autores Tópico(s)Financial Crisis of the 21st Century
ResumoDe tuinwijken ten noorden van Parijs, einde XIXde-XXste eeuw. Van de hygienistische utopie naar het pragmatisch realisme. Men stelt gewoonlijk dat Frankrijk in de aanleg van tuinwijken een achterstand heeft. Voor W.O.I begon die gedachte nochtans veld te winnen. Er waren twee strekkingen : de ene, conservatieve, met Georges Benoît-Lévy, de andere, reformistische, met Henri Sellier. Zij dragen alle twee bij tot het ontstaan van de beweging voor goedkope woningen. Zo worden de eerste tuinwijken aangelegd door verschillende mijnmaatschappijen in Nord — Pas-de-Calais, als eindpunt van een evolutie waarbij de coron verdwijnt ten voordele van een aanleg met losstaande woningen. De heropbouw in de jaren '20 brengt beperkingen mee maar is ook een gelegenheid om de tuinwijken, ten noorden van Parijs, uit te breiden. De invoering van de achturendag verplicht de ondememers meer arbeiders aan te werven en onderdak te geven. Het is van groot belang het moeilijk te vinden bekwaam personeel te behouden. De oortogsvergoedingen van de staat voor verwoeste gebouwen zijn voor de maatschappijen voor goedkope woningen, tenminste gedeeltelijk, een bron van inkomsten. Er komen steeds meer van die maatschappijen, particulière of publieke. De Compagnie du chemin de fer du Nord opteert voor de tuinwijk, net als sommige mijnen en textielen metaalverwerkende bedrijven. Uit de plannen van die wijken kan men een aantal regels afleiden en ook zien hoe zij in bestaande plaatsen en steden ingepast worden. Het pragmatisme primeert. Het is uiteraard de bedoeling enige afstand van het stadscentrum te bewaren, zeker bij de spoorwegen, maar veel minder in de oude industriesteden waarvan men soms de ruimten met een sociale bestemming gebruikt. Een goed doordacht (korte) stratenplan biedt ruimte voor heel veel woningen, zonder monotomie ook omdat men verschillende chaletachtige types gerbruikt. Maar van een echte breuk met de stad is er vaak geen sprake. De wil tot sociale regulering die vooral zichtbaar is bij de spoorwegen bereikt een limiet wegens verschillende elementen : « entrisme », gebrek aan volgzaamheid van sommige wijken, de strategie van de spoorwegmannen om met andere beroepen samen te werken, weigering van de meest geèngageerde militanten in zo een wijk te gaan wonen — deze kem heeft genoeg aanhang om een betekenisvolle roi te spelen bij de verkiezingen. Tijdens de bezetting is er nog wat aandacht voor de tuinwijk ; daarna is men het erover eens dat deze formule het probleem van de sociale woning niet heeft opgelost. Zo verlie- zen, na 1945, de modernistische architecten, ook die van de S.N.C.F., geleidelijk elke belangstelling voo : de tuinwijken.
Referência(s)