Van paardenmeester via veearts tot dierenarts … of hoe een etymologische kijk op de geschiedenis van de diergeneeskunde het welzijn van dieren en (vooral) mensen weerspiegelt
2012; Ghent University; Volume: 81; Issue: 4 Linguagem: Holandês
10.21825/vdt.v81i4.18338
ISSN0303-9021
Autores Tópico(s)Linguistic and Cultural Studies
ResumoIn meerdere talen weerspiegelen de namen gegeven aan de geneeskunde van de dieren en haar beoefenaars belangrijke verschuivingen. Meestal hebben deze veranderingen te maken met de diersoorten die van overheersende betekenis waren in bepaalde perioden. De termen veterinarius, mulomedicus (muilezelgenezer) en hippiater (paardenarts) ontstonden in de Latijn- en Griekssprekende wereld, waar ezels, muil ezels, muildieren en paarden heel belangrijk waren. Last- en trekdieren (Latijn: veterina) verrichtten de zware arbeid die de mensen voordien eigenhandig of met primitieve instrumenten zelf moesten uitvoeren. Ze droegen aanzienlijk bij tot de vooruitgang van de mensheid. Paarden speelden een beslissende rol in de oorlogsvoering. Het ridderwezen (‘ridder’ afgeleid van ‘ruiter’) bereikte een hoge status in de middeleeuwse samenleving. Het paard, het paardrijden en alles wat er bij hoort, bleven hoog in aanzien ook nadat de militaire betekenis van deze dieren verdween. Dit zien we in termen zoals maarschalk (maréchal, oorspronkelijk paardenverzorger - staljongen) en paardenmeester, Rossarzt of Pferdarzt in het Duits. In sommige Vlaamse en Waalse streken werd de term artist gebruikt. Deze werd in de Franse Tijd afgeleid van de eerste diploma’s in de ‘kunst’ van de diergeneeskunde: uit het Latijn artis (genitief van ars) veterinariae. Een in het westen van het land populaire benaming was expert. Deze term ontstond in de tijd dat het enige onderscheid dat klanten konden maken tussen de officieel gediplomeerden en de andere beoefenaars van de diergeneeskunde (meestal hoefsmeden en castreerders) te vinden was in het feit dat enkel de eersten konden optreden als expert in gerechtelijke betwistingen en in officieel werk. In de 20ste eeuw werd de benaming veearts (uit het Grieks archos en iatros: leidend genezer) populair. Opnieuw reflecteerde dit een grote verandering in de maatschappij. Duur kwaliteitsvoedsel werd goedkoper en meer algemeen verkrijgbaar door verbeterde productiemethoden in de landbouw en de sterk uitbreidende veeteelt. De verhoging van de levensstandaard leidde ertoe dat het mogelijk werd veel zorg (en geld) te besteden aan ‘niet-productieve dieren’, zijnde de gezelschapsdieren. Dierenwelzijn werd actueel in een tijd overheerst door massale industriële veehouderij. Het is in deze context dat de veearts veranderde in dierenarts. In het Frans en het Engels en in mindere mate in het Duits en het Nederlands bleef de term veterinair (vétérinaire, veterinarian, Veterinär) in gebruik. Deze benaming werd actief gepropageerd door de laat- 18de en vroeg-19de-eeuwse stichters van de eerste scholen voor diergeneeskundig onderwijs en de eerste verenigingen van gediplomeerden in dergelijke instellingen. Wellicht waren zij zich niet bewust van de etymologie van deze schijnbaar niet-diersoortspecifieke benaming ontstaan in de Romeinse tijd: betrekking hebbend op lastdieren (pakezels, muilezels en muildieren vooral). Eigenlijk is het jammer dat niemand daarvan nog weet heeft. De enorme rol die deze nederige dieren ooit speelden in de verlossing van het mensdom van slafelijke arbeid, van slavernij, blijft zo goed als onbekend.
Referência(s)